Na mij (ons)de zondvloed
Aan bovenstaand gezegde moet ik onwillekeurig elke keer weer denken als we spreken over duurzame energie. Voor de juiste betekenis van dit spreekwoord nog maar even gezocht op internet. Op wikiquote, staat de volgende betekenis: “dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren”.
Dat geeft wel goed weer hoe een ieder tegen de verduurzaming van de energieopwekking aankijkt. In 1972 bracht de ‘club van Rome’ een rapport uit met de titel; De grenzen aan de groei. In dat rapport werd al gewaarschuwd voor het opraken van de natuurlijk grondstoffen en dat de groei van de economie niet ongebreideld kan doorgaan. Gelukkig bleken de prognoses aan de sombere kant en zijn de verwachtingen van het opraken van de grondstoffen in de loop van de tijd weer bijgesteld, dit geeft ons gelukkig nog wat extra tijd!
In de afgelopen decennia zijn we regelmatig gewaarschuwd voor opraken van fossiele brandstoffen. Maar nog steeds is de energievoorziening in Nederland gebaseerd op het opstoken daarvan, met de navenante gevolgen voor het milieu. En dat in een tijd waar steeds meer mogelijkheden zijn voor het opwekken van duurzame energie d.m.v. zon- en windenergie en waterkracht. We beseffen goed dat we (nog) niet zonder de fossiele brandstoffen kunnen, maar we kunnen wel kiezen voor een energievoorziening die duurzaam en toekomstbestendig is!
En ja dat heeft gevolgen voor de omgeving waarin we leven. I.p.v. een ondergrondse, onzichtbare gasleiding, van de gasbel in Groningen naar onze Cv-ketel thuis, zullen we moeten wennen aan windturbines in het landschap en zonnepanelen op onze daken. Dan is energieopwekking niet iets wat we liever niet (willen) zien, zoals vervuilende mijnbouw, olie boortorens, schaliegas en dichterbij een gasbel die Groningen doet schudden. Maar zichtbaar in onze directe omgeving, waar we de energie gebruiken en ook de consequenties van de opwekking daarvan aanvaarden.
En dat brengt mij dan ook weer terug naar het spreekwoord “Na mij (ons) de zondvloed”. We weten dat de fossiele brandstoffen opraken, maar we doen er niets aan. We weten dat de uitstoot van broeikasgassen grote gevolgen voor het milieu, maar we doen er niets aan. Er zijn al honderden waarschuwingen en rapporten geweest over bovenstaande, maar we horen en lezen alleen dat ene rapport wat ons aanstaat en zegt dat er niets aan de hand is.
Hoe gaan we dit uitleggen aan onze (klein)kinderen en die straks in een wereld leven die gebukt gaan onder de gevolgen van het achteloos opstoken van fossiele brandstoffen. Wat gaan wij antwoorden als ze zeggen (o)pa, (o)ma jullie zijn er zo voor gewaarschuwd! Waarom deed je daar niets mee? Na mij (ons) de zondvloed?
Popke Graansma
Reacties op 'Na mij (ons)de zondvloed'
Als één van de insprekers, namens 60 omwonenden van de geplande windmolens in Hattemerbroek, tijdens de raadscommissievergadering van woensdag 3 december jl. ga ik naar aanleiding van uw column graag met u in gesprek.
De noodzaak en ook de urgentie om de overgang naar duurzame energieopwekking te maken, onderschrijf ik volkomen. Elk weldenkend mens zou dat (moeten) doen. En alle insprekers heb ik dat afgelopen woensdagavond ook hóren doen. Helemaal niemand stelt de noodzaak en ook de urgentie van deze overgang zelfs maar ter discussie.
De crux zit ‘m in het feit dat de negatieve effecten voor de omgeving moeten worden verdisconteerd in de vormgeving en de exploitatie van de windmolens. Dat betekent onder meer:
1. dat er (door de gemeente) een reële compensatie moet worden georganiseerd voor de reële schade die omwonenden gaan leiden door de plaatsing van vier windmolens van 150 meter hoog;
2. dat de optie van minder schade veroorzakende (lees: substantieel lagere) windmolens ook serieus moeten worden onderzocht. Dit is overigens ook vastgelegd in het nu geldende coalitieakkoord van CU, SGP en ABO, maar is tot dusverre voorzover ik weet (nog) niet gebeurd; en
3. dat het nog beter zou zijn wanneer dit soort initiatieven van onderop komen, bijvoorbeeld doordat een groep inwoners samen tot de conclusie komen dat het goed zou zijn om één of meerdere windmolen in hun omgeving neer te zetten. Essentieel daarbij is: a. dat het plan echt van onder op, dus van de burgers zelf komt, én b. dat de burgers zeggenschap hebben en houden in beslissingen over de exploitatie van de molens. Hoe goed dat kan werken, blijkt uit de situatie in het Friese Reduzum (zie Trouw, 2 december jl.).
Vertaald naar de situatie die is ontstaan rond het initiatief van Van Werven, moet worden geconstateerd:
a. dat de optie om een duurzame energie-project van onderop te organiseren en de zeggenschap voor de exploitatie bij de omwonenden te leggen, hier nooit echt aan de orde is geweest; en
b. dat de (door de verschillende colleges en wellicht ook de gemeenteraad) gekozen aanpak het draagvlak inmiddels zodanig heeft doen slinken en de opinies daardoor inmiddels zodanig lijken te zijn verhard – misschien moet je zelfs wel zeggen: de sfeer zodanig is verziekt - dat zelfs wanneer er sprake zou zijn van een reële vergoeding van de reële schade – die momenteel overigens niet door de initiatiefnemer wordt aangeboden – plaatsing van deze molens voor veel inwoners waarschijnlijk geen na te streven optie meer is.
Het is treurig dat een in potentie goede en noodzakelijke ontwikkeling - meer duurzame energieopwekking – door de (door de politiek) gekozen aanpak in de uitvoering tot zoveel frustratie bij zo velen moet leiden…
Mr. dr. Gerard M. Kuiper
Reacties graag (ook) naar: gerard@kuiper-aps.nl
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.