Het went nooit
Onlangs gingen twee leden van onze fractie voor een korte vakantie naar zuid-Spanje: Andalusië. Een veel mooiere streek dan ik me had voorgesteld. In plaats van een hard, schraal landschap zagen we een overvloed aan groen, heel veel olijf-, sinaasappel- en vijgeboomgaarden. Vlak voor ons vertrek hoorden we de laatste cijfers over de gevolgen van de crisis in Spanje: bijna een kwart van de bevolking is werkloos. Gelukkig daalt dat inmiddels weer. De staatsschuld ligt inmiddels rond de 80 procent van het bruto binnenlands nationaal product, oplopend tot bijna 100 procent in 2016. De werkloosheid is onder jongeren het grootst. Dat is desastreus, want als daarin geen keer komt kan dat het begin zijn van maatschappelijke ontwrichting.
Merk je daar iets van? In Sevilla, een prachtige historische stad, niet veel. Maar we bezochten daar vooral de oude stad, en daar concentreerden zich de welvaart, het toerisme, de bedrijven met allure. Toen we later Jerez de la Frontera, de sherrystad, aandeden zagen we zowel oude glorie als het begin van verpaupering. Hier met een andere oorzaak: de enorme terugloop van de sherryconsumptie. In de hele stad zie je hoe vooral het grootste sherryhuis Gonzales Byass van enorme invloed was, en nog steeds is op de bedrijvigheid en werkgelegenheid. Toen we een excursie maakten in de bodega’s van Pedro Domecq vertelde de gids ons dat Pedro Domecq, Terry en het geliefde huis Harveys’ inmiddels eigendom waren van een rijke amerikaan. Verkeerd geïnvesteerd?
De toerist die niet in de buitenwijken komt ziet dus niet veel van de toenemende armoede. Wel zie je in portieken soms iemand liggen slapen met een mandje naast zich waar dan wat kleingeld ligt. Openbare dronkenschap hebben we nauwelijks meegemaakt, wel bedelarij. Op onverwachte momenten staat er iemand naast je tafeltje (de meeste mensen eten daar buiten) en houdt de hand op. Wat me opviel was het gedrag van obers daarbij: ze komen naderbij om de gasten te laten merken dat het restaurant dit formeel niet toestaat, en tasten ook af hoe de gasten erop reageren. Maar tegelijkertijd geven ze de bedelaar ruimte, waaruit ook weer een vorm van solidariteit blijkt.
Door je hoofd flitsen dan gedachten die je ook hebt als je in Nederland in Utrecht, Tilburg of een andere grotere stad wordt aangesproken op een aalmoes. (‘Het is verboden; er zijn voorzieningen; ze kunnen toch een uitkering vragen’; wie zegt dat als je ze geld geeft het niet meteen opgaat aan drank of drugs?’enz.) Ongemakkelijk, want het zal je zoon maar zijn. Natuurlijk: het systeem is doordacht. Maar klopt het ook voor de verslaafde, of de arme? Jezus maakte zo’n onderscheid niet toen hij zei dat wie goed had gedaan aan ‘een van dezen’ dat ook aan Hem had gedaan (Mattheus 25 vs 35 e.v.).
We leven in welvaart, nog steeds. Ook al is die vreemd verdeeld, en lijkt de kloof tussen arm en rijk groter te worden. De overheid kan niet alles op de nek nemen. De samenleving, inclusief kerken, bedrijven en vermogende instellingen zullen hier hun verantwoordelijkheid moeten zien en nemen, burgers net zo goed. Dat dit ook gebeurt zie je in mooie voorbeelden als de Stichting Present en de Voedselbank. Het beleid klopt, maar niet alles is mogelijk voor de gebruiker. Dus wordt er door onze sociaal-financieel beknelde medeburgers een appel gedaan op ons geweten. Wat doen we met deze vraag? Armoede, het went nooit.
Ton van Leijen (avanleijen@lijbrandt.nl)
Reacties op 'Het went nooit'
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.