Wachtgeld

maandag 16 juli 2012 19:50

Af en toe staat het onderwerp wachtgeld in de schijnwerpers. Bijvoorbeeld bij het (tussentijds) vertrek van een wethouder. Ook dit jaar is het een onderwerp waarover veel wordt gezegd en geschreven. In vragen die ons bereiken, maar ook in wat we lezen blijken er veel misverstanden te bestaan. Graag willen we proberen wat helderheid te geven over wat wachtgeld is, en wanneer het wordt toegepast. En natuurlijk ook over hoe we als lokale ChristenUnie daar tegenaan kijken.

De wachtgeldregeling is geen regeling die plaatselijk is bedacht. Het is een landelijke rechtspositieregeling. De wettelijke basis ligt in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (appa); het is dus een eenzijdige regeling – vanuit de wetgever - en niet een soort cao. In eerste aanleg bedoeld voor het geval iemand na een of meer volle bestuursperiodes niet meer terugkomt in het college, dit als gevolg van de verkiezingsuitslag, gewenste doorstroming e.d. Het recht op wachtgeld is er zowel bij het ontslag nemen als het ontslag krijgen. Achtergrond daarbij is dat er voor het openbaar bestuur kwalitatief goede mensen gevonden moeten kunnen worden, die vaak een goede baan en zekerheden opgeven als ze overstappen naar bijvoorbeeld een wethouderschap. Dat houdt verband met het feit dat het politiek bedrijf onzekerheden kent: je kunt zomaar door een politieke crisis weer aan de kant komen te staan. Dat is geen theorie, sinds de invoering van het dualisme in 2002 is ruim een derde van de wethouders in Nederland voortijdig op non-actief komen te staan. Bij ons is dat onlangs voor het eerst gebeurd. Het ambt wordt steeds moeilijker door allerlei maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Als je kwaliteit wilt moet je wat kunnen bieden, en zo is de wachtgeldconstructie ontstaan.

De duur van het wachtgeld is wettelijk bepaald: maximaal 4 jaar (als het lenteakkoord doorgaat wordt dat om reden van bezuiniging 3 jaar en 2 maanden, maar de hoogte verandert niet) bij een totale ambtsduur van meer dan 2 jaar. Voor het bepalen van de ambtsduur worden de beklede ambten bij elkaar opgeteld, maar altijd geldt het maximum. Betalingsplichtig is die gemeente waar de wethouder werkte toen hij of zij ermee stopte of moest stoppen. Voorbeeld: Gerrit Jan Veldhoen ging in 2011 naar de gemeente Kampen. Dat kost Oldebroek geen geld, maar stel dat hij onverhoopt in Kampen door b.v. een politieke crisis buiten het college zou komen te staan dan heeft Kampen de plicht het wachtgeld over de volledige periode te betalen. Ook is het goed voor ogen te houden dat de uitkering niet zo riant is als mensen zich wel eens voorstellen. Het betreft een gedeelte van het laatstgenoten salaris, namelijk 70%, waarbij bedacht moet worden dat bepaalde vergoedingen ook vervallen en niet meer gecompenseerd worden. De terugval is dan uiteindelijk vaak veel hoger. Zoals wethouder Nicolet Hoorn onlangs zelf ook schreef is dat voor degene die ‘met wachtgeld gaat’ dus best ingrijpend, ze vergeleek het met een WW-uitkering. In ieder geval is het zo dat ieder ander maximaal 2 jaar en 7 maanden ww-uitkering ontvangt, en een ambtenaar 2 jaar wachtgeld. Hier moeten dus geen appels met peren worden vergeleken. En tot slot: er is geen sprake van ‘een zak geld’: er wordt gewoon net als bij een salaris maandelijks betaald. Er is ook een sollicitatieplicht, met een recht op begeleiding naar een nieuwe baan.

De gevoeligheid van het onderwerp zit vaak in de reden waarom iemand met wachtgeld gaat. Extreme voorbeelden zijn die van staatssecretarissen Charles Schwietert (1982, voor vier dagen) en Philomena Bijlhout (2002, voor enkele uren), die vanwege onjuiste gegevens zeer kort in functie waren, maar toch wachtgeld kregen. Daar is de regeling natuurlijk nooit op gericht geweest. Dat wil zeggen: als het aftreden wordt veroorzaakt door een verkeerde actie van de ambtsdrager zelf. En de redenen daarvoor kunnen uiteenlopen. Concreet: in Oldebroek veroorzaakte wethouder Albert Kok zelf een reden waarom hij moest vertrekken, dat was geen politieke beslissing. Wethouder Jan ten Hove vond de werkdruk te zwaar, dat had ook geen politieke oorzaak, maar vanwege zijn leeftijd bezorgde dat de gemeente geen wachtgeld. Nicolet Hoorn is de enige situatie waarin er een politieke reden ten grondslag ligt aan haar vertrek, maar wel buiten haar eigen wil. En uiteraard valt het vertrek naar het ambt in een andere gemeente (zoals bij Gerrit Jan Veldhoen) hier ook buiten. De scheidslijn tussen politieke aanleidingen en dysfunctioneren is overigens niet altijd scherp.

Het ontstaan van wachtgeldverplichtingen door eigen oorzaak van de ambtsdrager ligt dus het meest gevoelig. Wij hebben ons bij het vertrek van Albert Kok destijds georiënteerd op hoe daarmee om te gaan. Informatie bereikte ons via partijbureau, Tweede Kamer, VNG en Raad van State. Daarbij blijkt dat – en wij steunen die opvatting – de Raad van State de wachtgeldregeling nog steeds van groot belang vindt vanwege de bijzondere aard en omstandigheden waaronder het ambt moet worden vervuld. Dat houdt o.a. verband met de onafhankelijkheid van waaruit men het ambt moet kunnen vervullen. Maar de regeling ontleent ook haar recht en betekenis aan het algemeen belang: er moeten immers steeds weer voldoende gekwalificeerde personen bereid worden gevonden om zich ervoor beschikbaar te stellen. (Terzijde: er loopt nog een discussie over het afschaffen van wachtgeld bij een vrijwillig ontslag; het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat niemand meer vrijwillig ontslag zal nemen en pas na lange en vervelende rechtszaken ontslag krijgt van de werkgever. Wie hier meer over wil lezen kan terecht op Google onder Wachtgeld vrijwillig ontslag.)

Het kabinet deelt deze benadering van de Raad van State, en geeft o.a. aan dat de democratie gebaat is bij gekwalificeerde mensen die bereid zijn om functies te vervullen in het openbaar bestuur en in de volksvertegenwoordigende organen. Het is van belang – zo wordt gesteld – dat het vervullen van politieke functies voldoende aantrekkelijk blijft. De financiële en arbeidsvoorwaardelijke omstandigheden mogen niet leiden tot een te eenzijdige personele samenstelling, alle geledingen van de samenleving moeten zich in beginsel kunnen presenteren. Er bestaan ook geen beroepsmogelijkheden om het ontslag aan te vechten. Overigens zijn dit niet alleen de opvattingen van ‘rechtse’ partijen; zo schrijft – dit ter illustratie – de SP in haar nieuwe verkiezingsprogramma dat de rechtspositie van ambtenaren die werken voor de publieke zaak bescherming blijft bieden tegen willekeur.

Als fractie van de ChristenUnie nemen we op grond van het voorgaande het volgende standpunt in. De wachtgeldregeling als zodanig is een verantwoorde arbeidsvoorwaardelijke regeling met een positief oogmerk: enige zekerheid bieden voor een kwetsbaar politiek ambt. Het is een nette, maar geen ‘gouden’ regeling, het is ook onjuist dit met riante bonussen o.i.d. te vergelijken. Kritisch zijn we op de reden waarom c.q. de manier waarop een ambtsdrager er gebruik van moet maken. Als dat door eigen schuld is zou in principe te overwegen zijn dat politieke partijen bij de aanname van hun wethouders in een beginselverklaring bijvoorbeeld een paragraaf opnemen met een partij-ethische inhoud, maar die heeft alleen een morele strekking; ze heeft geen rechtskracht omdat iemand altijd op de wettelijke wachtgeldregeling aanspraak kan maken. Daarom blijft over: zorgvuldigheid in het selecteren, en bij disfunctioneren alles in het werk te stellen om de rit uit te zitten (via mediation, werkafspraken etc.), dan wel compenserende maatregelen te treffen. En – als het toch ontstaat – door actief meewerken aan het vinden van een nieuwe baan. Dat gebeurt ook.

Tot slot nog een actuele noot. Hoewel de vervelende kwesties die in Oldebroek hebben gespeeld de schijnwerper in korte tijd op het onderwerp hebben gezet, kan niet worden beweerd dat er extreem veel (onnodig) wachtgeld aan de orde is. Niettemin hebben de coalitiepartijen SGP en ChristenUnie uitgesproken, in lijn met alle overige partijen, dat er bij het op sterkte brengen van het huidige college tot 2014 geen nieuwe wachtgeldrisico’s zouden mogen ontstaan. Wij delen dat als een hard uitgangspunt. Tegelijkertijd ontkomen wij – en we denken alle fracties in onze raad – er niet aan om onder ogen te zien dat dit een beroerd selectiecriterium is. Ideaal zou natuurlijk zijn om bij een eventuele nieuwe wethouder die risico’s uit te sluiten door b.v. een gepensioneerd persoon aan te trekken, iemand met een terugkeer-garantie naar de oude werkgever o.i.d. De nuchterheid gebiedt te zeggen dat niet op voorhand de garantie bestaat dat je zo iemand vindt. Als de keuze zou ontstaan tussen een kwalitatief zeer goede wethouder voor Oldebroek, of iemand van mindere kwaliteit die geen wachtgeldrisico meeneemt, dan mag de lezer het antwoord geven. Wij vinden dat in die situatie kwaliteit vóór een eventueel wachtgeldrisico gaat. In de praktijk blijkt daarbij ook nog dat hoe meer gekwalificeerd iemand is, hoe groter de kansen op de arbeidsmarkt zijn. Maar op voorhand blijft onze inzet nieuwe wachtgeldrisico’s te voorkomen.

Fractie ChristenUnie

« Terug

Reacties op 'Wachtgeld'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.